Politiek gegoochel met cijfers Bonaire
In dit artikel:
Tijdens de eilandsraadsvergadering in Kralendijk afgelopen donderdag diende Union Patriótiko Boneriano (UPB) een motie in die het bestuurscollege verplichten zou middelen vrij te maken voor betaalde, kwalitatieve bijles en huiswerkbegeleiding via gespecialiseerde instellingen vóór schooljaar 2025-2026. De motie werd verworpen.
Raadslid Benito Dirkz gebruikte cijfers om alarm te slaan over een daling van het slagingspercentage in het voortgezet onderwijs: van 99% in 2020 naar 79% in 2024. Dat beeld is echter misleidend omdat 2020 een coronajaar was zonder centrale eindexamens, waardoor iedereen slaagde. Het percentage van 79% ligt ongeveer op het 15‑jaarsgemiddelde; eerdere jaren lieten zowel hogere als lagere scores zien (in 2015 bedroeg het bijvoorbeeld 56%). Vergeleken met Europees Nederland blijft Bonaire achter: daar liggen de slagingspercentages doorgaans tussen 88–95%. Tegelijkertijd tonen de meest recente cijfers (schooljaar 2024-2025) verbetering: havo steeg naar 84% (tegen 71% het jaar ervoor), vwo bleef stabiel op 85% ondanks meer kandidaten, en mavo klom naar 78% dankzij herkansingen. Vmbo-basis en kader blijven kwetsbaar (resp. 73% en 70%).
Een belangrijke oorzaak die in de discussie naar voren komt, is de taalachterstand: veel leerlingen spreken Papiaments en hebben moeite met onderwijs in het Nederlands. Een OCW‑onderzoek uit 2014 concludeerde dat bijna alle leerlingen op Bonaire een taalachterstand hadden. Eerdere tijdelijke subsidie (LWOO) was gericht op extra Nederlandse lessen, maar zou weinig resultaat hebben opgeleverd doordat gelden naar verluidt niet voor dat doel zijn gebruikt.
De scholengemeenschap SGB wordt niet als vergelijkbaar met scholen in Europees Nederland gezien; de onderwijsinspectie gaf dit jaar een zeer kritisch rapport over het vmbo. Andere units voldoen slechts aan de basiskwaliteit. Structurele problemen zijn hoge docentverloop, lerarentekort en de genoemde taalbarrière, waardoor veel leerlingen moeite hebben de lesstof te volgen.
UPB stelt dat bijlessen effectief zijn maar te duur voor veel gezinnen en wilde gemeentelijke subsidiëring afdwingen. Tegenstanders wijzen erop dat de lokale overheid alleen verantwoordelijk is voor schoolgebouwen; de Rijksoverheid draagt de primaire verantwoordelijkheid voor onderwijskwaliteit en financiering, ondersteund door de inspectie. De conclusie in de raad was dat een gerichte financiële injectie vanuit het Rijk waarschijnlijk effectiever zou zijn dan het subsidiëren van individuele bijlesprogramma’s.